Hopp til innhold

Wilhelmus

Fra Wikipedia, den frie encyklopedi
Wilhelmus. Instrumentalversjon framført av US Navy Band i 2006
En tidlig versjon av sangen

«Wilhelmus» er Nederlands nasjonalsang. Hele tittelen er «Wilhelmus van Nassouwe», oftest omtalt som «Het Wilhelmus».

Om Wilhelmus

[rediger | rediger kilde]

Det antas at sangen ble skrevet mellom juni 1568 og april 1572, dette på grunn av de historiske begivenhetene som nevnes i sangen. Wilhelmus er en opprørssang (ned. Geuzenlied) og de fleste slike sanger var anonyme fordi det på den tiden var dødsstraff for å lage slike sanger.

Den har femten vers som sammen danner et akrostikon, det vil si at den første bokstaven i hvert vers av den opprinnelige teksten sammen former navnet Willem van Nassov. Melodien er fra en gammel fransk soldatsang.

Wilhelmus er den eldste nasjonalsangen vi kjenner. Selv om sangen var svært populær ble den ikke valgt som nasjonalsang da Nederland ble kongerike i 1815, teksten var ikke tilstrekkelig politisk nøytral. Offisiell nasjonalhymne er den siden 10. mai 1932 da den kom i stedet for Wien Neerlands bloed.

Man synger som regel første vers, av og til fulgt av det sjette, som var veldig populært under andre verdenskrig.

Sangen er skrevet i jeg-form. Innholdsmessig er den skrevet som en sang sunget av Willem I av Oranje, greve av Nassau, men man vet ikke om han noen gang har sunget den. Sangen gjenspeiler hans rådløshet, hvor Willem I av Oranje på ene siden vil være trofast mot den Spanske kongen; men på andre siden er han fremfor alt trofast mot det Nederlandske folk. Sangen ble til under det hollandske opprøret mot Spania som utløste uavhengighetskrigen (åttiårskrigen).

Man anser det som mulig at Wilhelmus opprinnelig ble skrevet på tysk av nederlandske flyktninger som på denne måten prøvde å finne støtte for Nederland hos de tyske fyrstene. Tekstens opprinnelse er ikke klarlagt og flere teorier kan nevnes. For eksempel blir det sagt at Coornhert skal ha skrevet den, en annen teori sier at den ble skrevet av en ukjent dikter og bearbeidet av Marnix van Sint-Aldegonde, mens en atter en annen teori fra begynnelsen av det 17. århundre utpeker Marnix van Sint-Aldegonde som forfatter. Da han var en profesjonell forfatter, tviler man på at han virkelig har skrevet den, da rimskjemaet har feil. For eksempel settes dood (død) som rim for bloed (blod) i første vers.

I 2004 oppsto det en politisk og samfunnskritisk diskusjon rundt bruken av Wilhelmus. Det ble kjent at Wilhelmus siden 1986 bare ble brukt dersom det var et medlem av det nederlandske kongehus til stede. Journalister i avisen «De Volkskrant» påsto at dronning Beatrix hadde krevd rettigheten til sangen og nedlagt forbud mot å synge den dersom hun ikke var til stede; dette ble benektet av kongehuset.[trenger referanse] Likevel ble det bekreftet at kongehusets protokoll siden 1986 foreskrev at dersom statsrådene mottar utenlandske gjester, skal «Den Unge Prinsen Av Frieslands marsj» (ned. De Mars van de Jonge Prins van Friesland) spilles istedenfor Wilhelmus, dersom intet medlem av kongehuset er til stede.

Moderne tekst: Originaltekst:
Første vers

Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij, onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

Annet vers
In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.

Tredje vers
Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.

Fjerde vers
Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.

Femte vers
Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vrezen
mijn edel bloed gewaagd.

Sjette vers
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.

Syvende vers
Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verrassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.

Åttende vers
Als David moeste vluchten
voor Sauel den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.

Niende vers
Na 't zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.

Tiende vers
Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.

Ellevte vers
Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.

Tolvte vers
Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.

Trettende vers
Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.

Fjortende vers
Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan.

Femtende vers
Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.

Første vers

Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
Den Vaderlant getrouwe
Blyf ick tot in den doet:
Een Prince van Oraengien
Ben ick vrij onverveert,
Den Coninck van Hispaengien
Heb ick altijt gheeert.

Annet vers
In Godes vrees te leven
Heb ick altyt betracht,
Daerom ben ick verdreven
Om Landt om Luyd ghebracht:
Maer God sal mij regeren
Als een goet Instrument,
Dat ick zal wederkeeren
In mijnen Regiment.

Tredje vers
Lydt u myn Ondersaten
Die oprecht zyn van aert,
Godt sal u niet verlaten
Al zijt ghy nu beswaert:
Die vroom begheert te leven
Bidt Godt nacht ende dach,
Dat hy my cracht wil gheven
Dat ick u helpen mach.

Fjerde vers
Lyf en goet al te samen
Heb ick u niet verschoont,
Mijn broeders hooch van Namen
Hebbent u oock vertoont:
Graef Adolff is ghebleven
In Vriesland in den slaech,
Syn Siel int ewich Leven
Verwacht den Jongsten dach.

Femte vers
Edel en Hooch gheboren
Van Keyserlicken Stam:
Een Vorst des Rijcks vercoren
Als een vroom christen man,
Voor Godes Woort ghepreesen
Heb ick vrij onversaecht,
Als een Helt sonder vreesen
Mijn edel bloet ghewaecht.

Sjette vers
Mijn Schilt ende betrouwen
Sijt ghy, o Godt mijn Heer,
Op u soo wil ick bouwen
Verlaet mij nimmermeer:
Dat ick doch vroom mach blijven
V dienaer taller stondt,
Die Tyranny verdrijven,
Die my mijn hert doorwondt.

Syvende vers
Van al die my beswaren,
End mijn Vervolghers zijn,
Mijn Godt wilt doch bewaren
Den trouwen dienaer dijn:
Dat sy my niet verrasschen
In haren boosen moet,
Haer handen niet en wasschen
In mijn onschuldich bloet.

Åttende vers
Als David moeste vluchten
Voor Saul den Tyran:
Soo heb ick moeten suchten
Met menich Edelman:
Maer Godt heeft hem verheven
Verlost uit alder noot,
Een Coninckrijk ghegheven
In Israel seer groot.

Niende vers
Na tsuer sal ick ontfanghen
Van Godt mijn Heer dat soet,
Daer na so doet verlanghen
Mijn Vorstelick ghemoet:
Dat is dat ick mach sterven
Met eeren in dat Velt,
Een eewich Rijck verwerven
Als een ghetrouwe Helt.

Tiende vers
Niet doet my meer erbarmen
In mijnen wederspoet,
Dan dat men siet verarmen
Des Conincks Landen goet,
Dat v de Spaengiaerts crencken
O Edel Neerlandt soet,
Als ick daer aen ghedencke
Mijn Edel hert dat bloet.

Ellevte vers
Als een Prins op gheseten
Met mijner Heyres cracht,
Van den Tyran vermeten
Heb ick den Slach verwacht,
Die by Maestricht begraven
Bevreesde mijn ghewelt,
Mijn ruyters sach men draven.
Seer moedich door dat Velt.

Tolvte vers
Soo het den wille des Heeren
Op die tyt had gheweest,
Had ick gheern willen keeren
Van v dit swaer tempeest:
Maer de Heer van hier boven
Die alle dinck regeert.
Diemen altijd moet loven
En heeftet niet begheert.

Trettende vers
Seer Prinslick was ghedreven
Mijn Princelick ghemoet,
Stantvastich is ghebleven
Mijn hert in teghenspoet,
Den Heer heb ick ghebeden
Van mijnes herten gront,
Dat hy mijn saeck wil reden,
Mijn onschult doen bekant.

Fjortende vers
Oorlof mijn arme Schapen
Die zijt in grooten noot,
V Herder sal niet slapen
Al zijt ghy nu verstroyt:
Tot Godt wilt v begheven,
Syn heylsaem Woort neemt aen,
Als vrome christen leven,
Tsal hier haest zijn ghedaen.

Femtende vers
Voor Godt wil ick belijden
End zijner grooter Macht,
Dat ick tot gheenen tijden
Den Coninck heb veracht:
Dan dat ick Godt den Heere
Der hoochster Maiesteyt,
Heb moeten obedieren,
Inder gherechticheyt.


Oversettelse

[rediger | rediger kilde]

1. Vers:
Wilhelmus av Nassau
Er jeg, av tysk blod,
Trofast mot fedrelandet
Blir jeg inntil døden.
En Prins av Orangen
Er jeg, fri, ganske uredd,
Kongen av Spania
Har jeg alltid æret.

6. vers:
Mitt skjold og min hengivenhet
Er Du, min Herre Gud.
På Deg vil jeg bygge
Forlat meg aldri mer.
At jeg må forbli from
Din tjener for alltid,
Fordrive tyranniet
Som har såret mitt hjerte.

  • De siste to linjene i første vers er ofte tolket som om lederen av det nederlandske opprøret mot Spania ikke hadde noen problemer med Spanias konge, men heller med hans utsendinger til Nederlandene; men det kan også være ren og skjær sarkasme.
  • Meningen av "Duytschen bloedt" i den andre setningen blir fortsatt livlig debattert. Det faktum at Willem av Nassau var født i Dillenburg, i grevskapet Nassau (som nå ligger i Tyskland), kan tyde på at ordene refererer til hans tyske avstamming. En annen tolkning går ut på at 'Duytsch' er en spellingsvariant av 'Dietsch' som i sin tid betydde mennesker fra Holland og Tyskland. Først i moderne nederlandsk har "Duits" betydningen "Tysk". Den siste tolkningen ble nok foretrukket av mange nederlendere, ettersom man i skolen lærte å uttale ordet som 'Diets'.